Graven in de 'ziel' van ons verleden

Laatst bijgewerkt: dinsdag 17 november 2020 Gepubliceerd: donderdag 12 november 2020 Geschreven door Lode Caes

Dit jaar bestaat de Sint-Maartenskathedraal in haar huidige verschijningsvorm 90 jaar toen het gebouw op 15 juli 1930 opnieuw in gebruik werd genomen voor de eredienst. Natuurlijk bestaat ze al veel langer. Vele eeuwen zelfs, maar ook de Ieperse hoofdkerk ontsnapte 100 jaar geleden niet aan de totale verwoesting tijdens de Eerste Wereldoorlog. Daarbij raakten heel wat kunstwerken beschadigd, vernield of zoek. Niet in het minst een aantal merkwaardige schilderijen. De heraanleg van de Leet komt stilaan op gang. Archeologisch vooronderzoek maakt steevast deel uit van belangrijke werken in de binnenstad. Daarbij kwamen allerlei bijzondere en interessante voorwerpen en gebouwen aan de oppervlakte. Ook de onmiddellijke omgeving van de kathedraal herbergt nog een aantal geheimen die nu – zoveel jaren later – wel eens letterlijk opgespit zouden kunnen worden.

Vooraf een stukje geschiedenis

De kerk is ontstaan uit de burchtkapel van de grafelijke residentie. Aan deze kerk was sinds 1050 een stichting van seculiere kanunniken verbonden die in 1102 door de bisschop van Terwaan werd georganiseerd, terwijl de kerk de hoofdkerk van Ieper werd. Deze kanunniken stonden in voor de zielzorg van de Ieperlingen en volgden de regel van Augustinus. Het hoofd van de kanunniken was een proost. Omdat de proosdij een sterke ontwikkeling kende dankzij giften vanuit de kerkelijke en burgerlijke wereld kon in de 13de eeuw gestart worden met de bouw van een nieuwe kerk.

In 1221 werd een koorgedeelte bijgebouwd in Atrechtse zandsteen. In 1251 werd het nieuwe koor ingewijd en werd gestart met de bouw van het schip en de kruisbeuk. Nadat de eerste toren was ingestort werd in de 15de eeuw begonnen met de bouw van een nieuwe toren.

Op 12 mei 1559 richtte de Spaanse koning Filips II het bisdom Ieper op. In 1562 werd Martinus Rythovius er als eerste bisschop benoemd. In totaal werden er 18 bisschoppen benoemd. De meest gekende is de 7de bisschop Cornelius Jansenius welke van 1636 tot 1638 aan het hoofd van het bisdom Ieper stond. Het bisdom Ieper werd met het Concordaat van Napoleon in 1801 afgeschaft. Vanaf dan was Ieper een dekenij, eerst afhankelijk van het bisdom Gent en vanaf 1834 van het bisdom Brugge. De Sint-Maartenskathedraal werd in 1797 verbeurd verklaard en twee jaar later aangekocht door een burger uit Brugge die munt wilde slaan uit de afbraak en de verkoop van de bouwmaterialen. Een Ieperse kerkmeester wist de kerk weer af te kopen in 1800.

De dood van Ieper – de ondergang van de stad tijdens de Eerste Wereldoorlog – is zo bekend dat algemeen aanvaard wordt dat van het vooroorlogse kunstpatrimonium niets is overgebleven.

De Hallen en de Sint-Maartenskathedraal vormden de eerste objectieven van de beschieting die vanaf 22 november 1914 het stadscentrum vernielden. Hierbij zijn vele kerkelijke vaste kunstwerken (altaren, koorgestoelte, predikstoel) onverbiddelijk verloren gegaan door de ineenstortende en brandend kerken en gebouwen.

Dank zij de onverschrokken inzet van een aantal vrijwilligers onder de leiding van E.H. Camiel Delaere konden enkele zaken uit de kerken en sacristieën gered worden. Verder vermelden we nog H. Versteele en de Ambulance Unit Friends die een ziekenwagen ter beschikking stelden. Doch een lange lijdensweg stond de geredde voorwerpen te wachten vooraleer zij een definitief een veilig onderkomen konden vinden.

Helaas keerden ook enkele waardevolle voorwerpen nooit terug. Denken we maar aan het kruis van Terwaan en het schilderij van Jan Thomas waarop een binnenzicht van de kathedraal te zien was. Wat tijdens de Franse bezetting (1794-1799) niet werd opgeëist (vooral zilverwerk) werd in het begin van de 19de eeuw opgeruimd of ging verloren bij de vernieling van de kerken tijdens de Eerste Wereldoorlog.

Het verhaal van de verdwenen schilderijen

In deze bijdrage willen we het volgende historisch verhaal belichten dat reeds kort na de Eerste Wereldoorlog een aanvang neemt. Jaren geleden ontdekte ik in het archief van de Sint-Maartenskathedraal een brief met een daarbij horend plannetje (Foto). Twee archiefstukken die mij sindsdien hebben blijven intrigeren.

Op 16 juni 1923 ontving een toenmalige kanunnik van het bisdom Brugge een brief uit Newcastle-on-Tyne van een zekere Joseph Newsham, administrator van de St. Mary’s Cathedral, waarin hij het verhaal doet van luitenant Stork. Hij vertelt het volgende:

Geachte Kanunnik,

Ik zond uw brief naar luitenant Stork in Stocksfield-on-Tyne en hij kwam naar mij toe zaterdag laatst en tekende de bijgesloten ruwe schets van de positie van uw verloren schilderijen.

Hij was ziek door oorlogsomstandigheden, en dat belette hem u persoonlijk te bezoeken, wat hij graag had gewild om u te tonen waar de schilderijen begraven liggen.

Spijtig genoeg ging het boek dat de schets van de juiste plaats bevatte, verloren, maar hij vertelde mij dat hij zich de plaats goed kon herinneren, volgens de beschrijving ervan door soldaat Barnes, die zelf de schilderijen begroef. Om ze te vinden, delf zes voet (+/- 2 m.) diep op ongeveer 2 meter afstand van het punt waar de diagonaallijnen elkaar kruisen, getrokken tussen de uiterste hoeken van de steunberen van de toren der Kathedraal en die van de Lakenhalle. Hij denkt dat het ongeveer 2 meter links van het snijpunt is, maar het kan ook rechts ervan liggen. Hij is er haast zeker van dat de juiste plaats zo is als hij ze hier beschrijft. In elk geval is het zeker dat de schilderijen begraven liggen tussen beide torens, die van de Kathedraal en die van de Lakenhalle.

Als ik het goed voor heb, staan die torens niet ver van elkaar en kan (desnoods) de hele (tussenliggende) grond worden onderzocht zonder al te veel kosten.

Luitenant Stork vertelde mij dat een schilderij van de Madonna (Onze Lieve Vrouw), ofwel gestolen was, ofwel weggenomen (uit de kerk) en vernield door een Duitse granaat, zodat u niet ontgoocheld moet zijn dat er een schilderij ontbreekt. Hij heeft uw brief als herinnering bewaard, en hoopt dat uw zoektocht naar de vermiste schilderijen succesvol mag zijn.

Als dat zo is, en je vindt de schilderijen, laat het me a.u.b. weten, zodat ik alle gegevens kan doorspelen naar luitenant Stork, die niet katholiek is maar een goedhartig en vriendelijke heer.

Ik verblijf, geachte Kanunnik,

Altijd hoogachtend,

Getekend, Joseph Newsham – Administrator.

In verband met de verdwenen schilderijen lezen we in het verslagboek van de kerkraad op datum van 1 juli 1923 volgende mededeling:

Z.E.H. Deken geeft lezing van een brief uit Engeland hem medegedeeld door Mgr. de Bisschop van Brugge, en waarin er gemeld wordt dat een Engelse officier de plaats kan aanduiden waar binst de oorlog verscheidene schilderijen uit onze kerk begraven werden. De raad vraagt aan Z.E.H. Deken C. Delaere dat hij bij het bisdom zou tussenkomen om verdere inlichtingen dienaangaande te verkrijgen.”

In het verslag van 7 oktober 1923 lezen we dan verder:

Er blijkt uit ingewonnen inlichtingen, dat de plaats waar volgens den brief van een Engelse officier (luitenant?) schilderijen zouden gedolven zijn, gelegen is tussen Sint-Maartenstoren en de Halle. Daar het voor het ogenblik op die plaats onmogelijk is delfwerken te verrichten, wordt er beslist die opzoekingen uit te stellen, des te meer tal van schilderijen der kerk gered wierden en men zich niet kan inbeelden van welke taferelen er hier zou spraak zijn.”

In De Tuinklokke het vroegere parochieblad – van 8 juni 1930 vinden we een lijst van verdwenen schilderijen. Het gaat over volgende kunstdoeken:

De Hemelvaart van Maria – L. Giordano.

De Triomf van het Geloof – N. Vandevelde (vermoedelijk vernietigd).

Jesus aan het volk getoond – N. Vandevelde.

De Kruisiging – Walwein (vermoedelijk onherstelbaar beschadigd)

Het Vagevuur – Mathieu Van Brée.

Binnenzicht van Sint – Maartenskerk – Jan Thomas.

De Stad Yper door de Spanjaarden belegert, ten jaere 1649 – F. Halz.

Sint-Maarten te paard, met den bedelaar – kopie Van Dyck.

De discipelen van Emmaüs.

Sint-Jan de Aalmoezenier.

De Nederdaling van den H. Geest – J. Suvee.

Jesus van het kruis afgedaan – Rubens? (vermoedelijk onherstelbaar beschadigd)

De balseming van Jesus – Rubens ?

Onze-Lieve-Vrouw met het kindeke Jesus.

Het offer van Abraham – Pseudo Karel van Yper.

Gelukkig gingen niet alle schilderijen verloren. Sommigen werden uit de lijst gesneden om ze achteraf terug te geven aan de kathedraal daar waar andere een voorlopig veilig onderkomen vonden in o.a. Petit Palais in Parijs. Andere kunstdoeken gingen reddeloos verloren.

Hierbij denken we aan het schilderij ‘De triomf van het Geloof’ (Foto). Een van de grootse werken uit de voormalige kathedraal. Het was opgehangen boven het zuidportaal en nam de volledige breedte van de muur in beslag. Ook de hoogte was indrukwekkend. Van net boven het portaal tot bijna net onder het roosvenster. Het werd vermoedelijk volledig vernield tijdens de oorlog. De volgende foto uit de collectie van Daniël Masure geeft een kijk op het prachtige doek.

Verder is er bijvoorbeeld het schilderij ‘De dood van Christus op de Calvarieberg’ (Foto), van een onbekende Vlaamse meester, die na de oorlog opdook in Engeland. Dit werk werd door een Engelse soldaat uit de lijst gesneden, opgevouwen en meegenomen. Volgens een brief van 13 juni 1933 had de belanghebbende het doek helemaal uit het oog verloren, tot vóór enkele tijd hij ter gelegenheid van een verhuizing, het schilderij terugvond. Hij verklaart zich bereid het schilderij terug te geven, doch hij meent uit dien hoofde op een gelijkmatige beloning aanspraak te mogen maken. 

Er werd lang onderhandeld met het Ministerie van Binnenlandse Zaken te Brussel over het al dan niet terug sturen van het kunstwerk. Het duurde nog tot 2 oktober 1933 alvorens het doek terug in het bezit was van de kathedraal, waarbij een ‘beloning’ van 300,- Bfr. werd overhandigd aan de bezitter. Dit bedrag werd door een beslissing van de kerkraad bepaalt. Het doek werd vanuit Lowestoft via Londen per spoor overgebracht naar Ieper.

Bemerk de horizontale en verticale vouwlijnen op het schilderij.

Sindsdien bleef het een beetje stil rond de verdwenen kunstwerken. Tot bijna honderd jaar later dit onderwerp weer in de belangstelling werd gebracht …

Terug in de belangstelling

Op 13 april 2020 was het precies 90 jaar geleden dat de Sint-Maartenskathedraal voor het eerst (Palmzondag 1930) opnieuw in gebruik werd genomen na een volledige verwoesting tijdens de Eerste Wereldoorlog en een heropbouwperiode van ongeveer 10 jaar. De werken starten op dinsdag 26 september 1922 en op 11 december van dat zelfde jaar werd de eerste steen plechtig ingewijd door Mgr. Waffelaert, Bisschop van Brugge.

Om deze gelegenheid terug onder aandacht te brengen, werd door de VZW Vrienden van de Kathedraal een tentoonstelling georganiseerd met een overzicht van de werkzaamheden bij de heropbouw van de kathedraal. Hierbij werd in de eerste plaats aandacht geschonken aan de voorbereidingen tot de reconstructie van de kathedraal, de opbouw zelf en de gebruik name ervan.

Maar ook enkele historische aspecten werden onder de aandacht geplaatst. Om er maar ééntje te vernoemen: de uit de Sint-Maartenskathedraal verdwenen schilderijen. Op het laatste paneel van de tentoonstelling was een plannetje zichtbaar welke aangaf waar de ontbrekende schilderijen werden ondergebracht, met het doel deze te redden, door een soldaat genaamd Barnes.

Welke geheimen geeft de bodem straks nog prijs?

Toevallig of niet vroeg de toenmalige gemeenteraad in 2014 aan de bewoners van de stad om mee na te denken over de heraanleg van ‘De Leet’. Rekening houdend met een aantal opmerkingen en de nodige aanpassingen, besliste de gemeenteraad (gewijzigde samenstelling) in 2019 om over te gaan tot de realisatie van de heraanleg van deze site.

Bij dergelijke omvangrijke werken is archeologie een belangrijk onderdeel van de ingrepen. Zekerlijk hier, daar deze plaats en de onmiddellijke omgeving heel wat ‘geheimen’ verbergt. Denken we maar aan het Bisschoppelijk Paleis, de H. Geestkapel (Foto  – Tekening uit Sanderus waarop de H. Geestkapel staat afgebeeld) en de daarbij horende gebouwen. Zaken die misschien bij een volgende gelegenheid onze aandacht krijgen. Maar ook de verdwenen schilderijen werden op deze locatie ondergebracht, althans volgens de beschikbare informatie. Dus de moeite waard om ook hieraan enige aandacht te schenken tijdens de werken.

En zo geschiedde het ook. Op dinsdag 6 oktober 2020 werden dan ook de eerste proef- sleuven uitgevoerd onder toezicht van een archeoloog. Het is de bedoeling dat later tijdens de werken een diepgaand onderzoek zal gebeuren op deze locatie. Benieuwd naar het resultaat? 

 

Roland Meulebrouck

Hits: 7993

Erediensten en evenementen