De gezindheid van Jezus

Laatst bijgewerkt: vrijdag 29 november 2019 Gepubliceerd: woensdag 28 maart 2018 Geschreven door Lode Caes

Op woensdag 21 maart 2018 nam onze bisschop Mgr. Lode Aerts – in de kapel van de zusters karmelietessen in Vlamertinge – ons bij wijze van decanale vastenbezinning mee in een reflectie over ‘de gezindheid van Jezus’. Dat deed hij aan de hand van een heel mooie passage uit één van de brieven van Paulus, namelijk Fil. 2,6-11, beter gekend als de ‘Filippenzen- of Christushymne’. Hierbij een verwerking.

 
We staan hier stil bij een van de oudste teksten over Jezus uit een brief van Paulus aan de christenen van Filippi. Daarin lezen we een lofzang, een soort credo avant-la-lettre. Deze passage is voor sommigen wellicht geen onbekende tekst, want ze wordt ieder jaar opnieuw op Palmzondag gelezen, vlak voordat het Passieverhaal wordt voorgedragen. Ze dringt werkelijk door tot de kern van het hele Goede Weekgebeuren. Daarin roept de apostel ons op de gezindheid van Jezus ook tot de onze te maken.
 

Christus eren in mekaar

De tekst wordt ingeleid met een oproep tot eenheid in de liefde, door eensgezindheid in voelen en denken, samenhorigheid, gemeenschap van Geest, samengevat de gezindheid van Jezus Christus zelf. (Fil 2,1-5). Paulus drukt de gelovigen – en meteen ook ons – op het hart elkaar graag te zien, niet toe te geven aan ijdelheid of eigenbelang, de ander altijd wat hoger te achten dan zichzelf. Christus spreekt tot ons vanuit onze diverse kwaliteiten. Al die positieve eigenschappen – charisma's – mogen we vanuit Hem bij elkaar waarderen. Als we al die gegeven positiviteit dan nog eens samenvoegen, elkaar aanvaarden zoals we zijn, worden we één en komen we beduidend sterker voor de dag dan anders.
 
Dat is geen kwestie van moraal (doen omdat het zo moet) maar van ethiek die voortkomt uit mystiek (éénwording), dixit Kardinaal Danneels. Hoe eensgezinder we zijn hoe meer Jezus in ons tot leven komt en wij in hem. Dat geldt evenzeer in een relatie, werk-, verenigings- of pastoraal verband. Zo komen we tot de (eens-)gezindheid van Jezus zelf. Daarmee eren en loven we Hem ook in ons gezamenlijk handelen.
 
De gezindheid – zijn manier van zijn en bestaan of mindset – van Jezus wordt verder vertolkt in voornoemde filippenzenhymne. (Fil 2,6-11) We vinden ze trouwens in varianten tot tweemaal toe in ons zangboek Zingt Jubilate (364 en 382).
 
[6] Hij die bestond in de gestalte van God heeft er zich niet aan willen vastklampen gelijk aan God te zijn.
[7] Hij heeft zichzelf ontledigd en de gestalte van een slaaf aangenomen. Hij is aan de mensen gelijk geworden.
[8] En als mens verschenen heeft Hij zich vernederd. Hij werd gehoorzaam tot de dood, de dood aan een kruis.
[9] Daarom ook heeft God Hem hoog verheven en Hem de naam verleend die boven alle namen staat,
[10] opdat in de naam van Jezus iedere knie zich zou buigen,
in de hemel, op aarde en onder de aarde,
[11] en iedere tong zou belijden tot eer van God, de Vader: de Heer dat is Jezus Christus.

 
Het lied beschrijft als het ware een kosmische reis – heen en terug – een duikvlucht vanuit de hoge hemel naar de diepste diepte en dan weer steil omhoog, want zover reikt Gods liefde in wie Hij is. Wie iemand liefheeft, die blijft ook niet passief zitten maar wil naar zijn geliefde toe en wil hem of haar voor zich winnen. Daarom is God in Jezus mens geworden en is Hij onder ons komen wonen.
 
Hij heeft niet genoeg aan zichzelf en is niet zelfzuchtig. Hij trekt geen muren op. Kerkvader Augustinus (354-430) verwoordt het mooi en helder in deze zin: “Wie begint lief te hebben, begint uit zichzelf te treden”. Zo is God en in Jezus komt Hij naar ons toe. Paus Benedictus XVI schrijft dat God zich in Jezus buiten haakjes zet om onder ons als mensen te kunnen zijn. Hij cijfert zich dus weg zoals ook ouders dat doen voor hun kinderen. Want wie teveel op zijn strepen gaat staan komt gemakkelijk tot onverschil.
 
Voor de fijnproevers: Adam maakt in het scheppingsverhaal precies de omgekeerde beweging van Jezus en denkt hetzelfde te kunnen bereiken: één te worden met God. Hij laat zich door de ‘slang’ in de (zonde)val strikken en wil slechts uit pure, aangewakkerde ik-zucht aan God gelijk worden. Een ander beeld van hoe Jezus zich geeft is dat van van de rivier de Jordaan. Die van het visrijke meer van Genesareth (Galilea) zuidwaarts voorbij Jeruzalem afwatert naar de Dode Zee, het laagst gelegen meer ter wereld waar alle leven ophoudt. Geven maakt gelukkig, tot in de dood zelf. Dat is ook de paradox van de liefde.
 
Waarom en hoever Jezus wil gaan in dat geven of ‘zichzelf ontledigen’, schrijft dezelfde Paulus in hoofdstuk 8 vers 9 in de tweede brief aan de Korinthiërs : “Want u kent de genade van onze Heer Jezus Christus, dat Hij omwille van u arm is geworden, terwijl Hij rijk was, opdat u door Zijn armoede rijk zou worden.” Het is meteen menens want Hij wordt geboren in een stal in een uithoek van het Romeinse rijk. Alleen enkele herders zijn er in de marge getuige van.
 

Erfzonde

Meer nog: ‘Hij neemt de gestalte aan van een slaaf.’ Paulus verbindt slavernij vaak met zondigheid, onvrijheid of verslaving, het onderworpen zijn aan het kwaad. Het kwaad is in Satan een duivelse kracht. Het komt niet alleen uit onszelf, kan ons gaandeweg overmeesteren en ons meesleuren in een spiraal van geweld.
 
De Engelse schrijver Gilbert Keith Chesterton (1874-1936) schreef ooit dat de erfzonde de enige christelijke geloofswaarheid was die zich empirisch laat bewijzen. Om de geneigdheid van de mens tot het kwade te zien – ondanks al zijn pogingen om het goede te doen – hoef je maar om je heen te kijken. De bewijzen hiervan zijn legio en onomstotelijk. Je kan kiezen uit een enorme hoeveelheid beschrijvingen door overlevenden van de vernietigingskampen van de nazi’s, van Stalins goelag en van de talloze imitaties hiervan in onze wereld tot op de dag van vandaag. Of, gewoon met de apostel Paulus, in je eigen hart gaan kijken: “Ik doe niet het goede dat ik wil, maar het kwade dat ik niet wil” (Romeinen 7,19). Jezus, de enige mens, die zonder zonde is verwerpt dan wel de zonde maar nooit de zondaar zelf. 

(Aan de voeten van de gekruisigde - Jaap Schruers)

 

God lijdt met ons

Meer nog: Hij gaat zelfs zover dat hij zich in gehoorzaamheid – uit vrije wil – vernedert tot de marteldood aan het kruis. Gruwelijk als die was en boosaardig gericht op het eindeloos rekken van het lijden was dergelijke vorm van executie een ondenkbaar, onuitsprekelijk vonnis voor elke Romeinse – wat meer mens dan een andere – burger. Een straf, enkel voorbehouden voor slaven, vreemdelingen, gepeupel of godloochenaars in de ogen van de toenmalige religieuze leiders. Maar God blijft in Jezus, mensen – wat ze ook tot hun eigen schande gedaan hebben – nabij tot in hun diepste ellende, lijdt zelfs fysiek met hen mee en beantwoordt het minste greintje berouw met zijn liefde.
 
Kerkvader Origenes (185-254) schrijft daarover: “Beseft gij niet dat wanneer God zich inlaat met de avonturen van de mensen, Hij dan ook menselijk lijden aanvoelt. De Heer uw God droeg u zoals iemand zijn kinderen. God neemt onze manier van leven in de wereld op zich, juist als Jezus ons leven op zich neemt. God is echt niet ongevoelig. Als we tot Hem bidden heeft hij altijd mededogen. Hij lijdt met ons mee.”
 

Gods liefde gaat alles te boven

Met deze hymne wil Paulus ons binnenvoeren in het mysterie van Jezus Christus. Jezus hoort tot de wereld van het goddelijke, maar Hij laat zich daarop niet voorstaan. Hij stelt zich juist dienstbaar op, als een slaaf, en aanvaardt in alle vrijheid het ergste lijden en een vreselijke dood. Het is een extreem bewijs van trouw en het toppunt van liefde, als je dit allemaal voor God, voor het volk en voor de hele mensheid overhebt.
 
Omdat God zelf de bron van alle liefde is, heeft Hij Hem hoog verheven en heeft Hij zijn naam aan Jezus’ naam verbonden. In bijbelse taal betekent dat de hoogst denkbare plaats en waardigheid. Met verwijzing naar Jesaja 45, 23 wordt Hem nu alle eer toegeschreven in de hemel en op aarde en zelfs daaronder. Hem wordt een naam gegeven die boven alle namen is: ‘Jezus Christus is de Heer’. Wie dit ziet – zoals zo vaak bekeerlingen – zal Hem erkennen als zijn Heer en als de gezondene van God. Zelfs de duivel, de verpersoonlijking van het kwaad, kan hier niet tegenop. Zo voert de hymne ons binnen in het geheim van de liefde zoals dit in het lijden, de dood en de verrijzenis van Jezus wordt geopenbaard.
 
De Goede Week nodigt ons uit stil te staan bij de kern van ons geloven. Het verhaal over Jezus Christus, dat zich in de verschillende vieringen voor ons afspeelt, maakt ons tot getuigen van iets waarvoor wij geen woorden hebben. De Goede Week aandachtig meevieren kan ons niet echt alles uitleggen, maar ons misschien wel verder tot de kern doen naderen.
Hits: 10928