Humor om in te geloven

Laatst bijgewerkt: woensdag 16 februari 2022 Gepubliceerd: maandag 24 januari 2022 Geschreven door Lode Caes

Humor is er niet in de eerste plaats om mensen zomaar voor het plezier aan het lachen te brengen. Hij lucht vooral op, verlucht het leven, geeft zuurstof, ademruimte in verstikkende situaties. Op een vergadering bijvoorbeeld waar de standpunten dreigen te verharden, kan een voorzitter met een kwinkslag best zijn toevlucht nemen tot wat humor. De kans is groot dat een meningsverschil dan minder dramatisch ervaren wordt. De bitse woordenstrijd gaat zowaar liggen en zo behoedt hij iedereen voor gezichtsverlies. De controverse is er nog wel maar de hoop op een uitweg blijft. Kerkjurist Rik Torfs belicht in een bijdrage in Adem-Tocht – het tijdschrift van de spiritualiteitsbeweging voor senioren – het verband tussen humor en geloof. “Een katholiek zonder zin voor humor is een ketter.” Enkele kerngedachten ...

(Afbeelding © TanteTati – Pixabay)

Humor verruimt

Humor is dus – zoals een glas champagne – letterlijk ‘geestverruimend’ waardoor alles relatiever wordt. Hij schept hoop en vooruitzicht. Laat dat nu precies ook een kenmerk van ons geloof zijn. Ook dat helpt om ons eigen leven in een breder kader te zien. Geloof en liefde zijn verbonden, dat weten wij. Maar ook humor en liefde. Je hanteert geen humor bij iemand die je niet vertrouwt. Als je tegenover je partner of onder vrienden echte, relativerende humor gebruikt, betekent zulks dat je van hen houdt. Zowel humor als geloof helpen ons zien wat belangrijk is en wat veel minder. Ze relativeren onze dagelijkse zorgen en maken ze daardoor veel draaglijker.

‘Zoek eerst het Koninkrijk God en zijn gerechtigheid, dan zal al het overige u erbij gegeven worden. Maak u dus niet bezorgd om de dag van morgen, want de dag van morgen zorgt voor zichzelf. Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen leed.’ (Mt.6,33-34)

Humor is altijd juist

Maar er is meer. Humor biedt vaak een kernachtige samenvatting van een essentiële gedachte. De jezuïet Nikolaas Sintobin publiceerde in 2016 Jezuïeten grappen. Humor en spiritualiteit’. Daarin vertelt hij volgend verhaal, of noem het een grap: ‘Een jezuïet komt aan in Rome. Hij wil naar de Sint-Pietersbasiliek gaan en vraagt de weg aan een dominicaan. Pater, zegt de dominicaan, ik vrees dat u het nooit zult vinden. Het is gewoon rechtdoor.’
Een echte jezuïet zegt immers nooit zomaar ‘ja’ of ‘neen’ op een vraagstuk omdat de realiteit ook niet eenduidig is. Een antwoord of richtlijn – denk aan corona – roept telkens nieuwe vragen op. Onderscheiding en nuancering dringen zich telkens weer op. Omdat de waarheid zijn rechten heeft bewandelt hij liever een kronkelig pad om uit te komen waar hij moet zijn. Gewoon rechtdoor lopen valt hem dus moeilijk. Daarom vindt hij de Sint-Pietersbasiliek niet, al bevindt die zich recht voor zijn neus.

Op een of andere manier heeft zowel de dominicaan als de jezuïet gelijk. Daarom doet een grap ook lachen. Humor is – los van enige overdrijving – altijd juist. De ‘fond’ is steevast correct, anders houdt humor op van humor te zijn. Net daarom reikt ze een veiliger ‘waarheidskompas’ aan dan de meest ingewikkelde redenering. In die zin is een grap nooit dogmatisch. Je kan er vaak een eigen interpretatie aan geven en dat maakt je vrijer.

Humor als brug naar het oneindige

Zo komen we bij een derde en het meest ‘religieuze’ aspect van humor: een brug tussen het zegbare en het onzegbare. Daarover schreef de Nederlandse schrijver en criticus Kees Fens (1929-2008) prachtige bladzijden in het boek ‘Herinneringen aan Godfried Bomans’, dat in 1972 verscheen. Volgens Bomans is humor het vermogen de dingen of ‘het zegbare’ te relativeren in het licht van wat op de achtergrond permanent ‘ongrijpbaar’ of ‘onzegbaar’ is. Met humor schrompelt dat ene verrassend ineen tot zijn ware grootte ten opzichte van het andere wat in de luwte blijvend is. Het is er nog wel, maar het heeft als het ware zijn absoluutheid verloren. Het is relatief geworden.

Dat is ook wat Toon Hermans op onnavolgbare wijze duidelijk maakt in dit versje:

Ik leef”, zei ik, ‘ik leef'’en ik hoorde dat ik het zei maar plots'ling dacht ik: “Neen, niet ik maar er leeft ‘iets’ in mij…” het is dat wonderlijke ‘iets’ dat zorgt dat ik besta. En ik? nou ja, ik ben er wel maar ach ... ik kom en ga."

Een humorist, een geestig mens – ik bedoel hier niet de lolbroek – is daarom in wezen altijd ernstig in zijn spreken. Kees Fens gaat dan verder in op die ‘blijvende achtergrond’ waar Bomans verder over zwijgt. In een paar zinnen beschrijft hij het wezen van humor in de nobele zin van het woord: 'Ik geloof dat humor de confrontatie met het uiterste aan ernst niet uit de weg kan gaan. Juist waar de grens van de ernst bereikt wordt en woorden – ernstige woorden – tekort gaan schieten, is daar de humor om niet voor de grens van het zegbare halt te moeten houden.'

Humor houdt je gezond

Humor en geloof geven mensen extra ruimte, zuurstof, perspectief, waardoor zij minder gemakkelijk met hun ‘mentale gezondheid’ gaan worstelen. Over het algemeen is geestelijke gezondheid sowieso gebaat met een open blik die het leven en de wereld groter maken dan ze bij een eerste aanblik lijken. Geloof en humor zijn daartoe uitermate geschikt, al moeten we tegelijk toegeven dat geloof genade is en humor niet altijd meteen voor iedereen is weggelegd.

 

UITSMIJTER

HUMORISTISCHE UITSPRAKEN VAN PAUS JOHANNES XXIII

 

Het gebeurt dikwijls dat ik ’s nachts wakker kom en begin te denken aan de ernstige problemen in onze wereld. Dan denk ik: “Ik moet het eens aan de paus vragen.” Maar als ik wakker word dan herinner ik mij dat ik zelf de paus ben.

Een hooggeplaatste Vaticaanse prelaat zei aan Johannes XXIII dat het ‘absoluut onmogelijk’ was om het Vaticaans Concilie in 1963 te openen. “Fijn,” antwoordde deze, “dan openen wij het in 1962”. En hij deed het! (Weet dat de tegenstand in ‘Rome’ groot was!)

Toen hij een hospitaal ging bezoeken vroeg Johannes XXIII aan een jongen wat hij wou worden als hij groter was. Deze antwoordde ofwel politieman ofwel paus. “Als ik jou was zou ik gaan voor politieman,’ antwoordde de paus. “Iedereen kan paus worden, kijk naar mij!”…

Niet lang nadat hij tot paus verkozen was, was Johannes XXIII eerder anoniem in de straten van Rome aan het wandelen. Een vrouw in de buurt zei tot haar vriend: “My God, hij is zo dik!”. De paus had het gehoord en keerde zich om. Hij zei: “Madame, ik kan je troosten met de gedachte dat het pausconclaaf niet direct een schoonheidstest is.”

Aan een journalist die hem vroeg hoeveel volk er in het Vaticaan werkzaam was, was zijn antwoord: “Ongeveer de helft”.

Aan een kardinaal die er zich over beklaagde dat de verhoging van het salaris van Vaticaanse medewerkers met zich mee bracht dat ze evenveel verdienden als een kardinaal, antwoordde de paus terloops: “Die werkman heeft twee kinderen. Ik hoop de kardinalen niet.”

Hits: 6959